Afscheidsgesprek met Monica van den Hoven: "Ik spring vaak in het diepe"
De VSO Daaf Geluk en Prof. Dr. Gunningschool VSO zullen het vanaf september zonder hun boegbeeld moeten stellen: op 1 augustus gaat directeur Monica van den Hoven met pensioen en wordt ze opgevolgd door Kim Weidemann en Jeffrey Delforge. Monica, een markante persoonlijkheid met een groot hart voor haar leerlingen en medewerkers, neemt na een loopbaan van ruim 40 jaar afscheid van het onderwijs.
Je begon je onderwijscarrière in 1980 als docent Lichamelijke Opvoeding (LO) op de Hendrik Andriessen mavo in Haarlem en een lagere school in Amsterdam. Was het een bewuste keuze om het onderwijs in te gaan?
“Nee, daar dacht ik totaal niet over na. Als boerendochter kreeg ik het schooladvies mavo. Mijn ouders vonden dat prima. Ik hoefde me niet voor te bereiden op een carrière, een logische stap zou het huwelijk zijn. Maar een vriendin van me ging naar het vwo dus dat wilde ik ook. Ik was een beweeglijke leerling; ik kon hard rennen en aardig turnen. Toen ik hoorde van de Academie voor Lichamelijke Opvoeding leek me dat wel iets voor mij als vervolgopleiding.”
Beviel het werk als gymdocent?
“Ik vond het enig! Ik heb lang op verschillende basisscholen gewerkt en kinderen in die leeftijd zijn dol op beweging. Ik leerde ze allerlei dingen, zoals goed touwklimmen. Voor het stadsdeel Bos en Lommer in Amsterdam heb ik nog een programma LO geschreven. Helaas werd er op een gegeven moment sterk bezuinigd op het LO. Toen ben ik de pabo als aanvulling gaan doen, zodat ik ook andere lessen kon geven.”
Waarom ben je naar het voortgezet speciaal onderwijs (VSO) overgestapt in 1995?
“Ook hier heb ik niet bewust over nagedacht. Ik zag de advertentie voor een baan op de – toen nog – VSO LOM Daaf Gelukschool en wilde gewoon eens wat anders. Maar als ik terugkijk op mijn loopbaan heb ik altijd onbewust gekozen voor scholen met leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben. Op de school in Bos en Lommer zaten bijvoorbeeld veel kinderen van Turkse en Marokkaanse afkomst met een taalachterstand. Die uitdaging trekt me. Reguliere scholen hebben mij niet nodig.”
Waarom klikt het zo goed tussen jou en het speciaal onderwijs?
“Wat ik terug hoor van anderen: ik ben streng, maar ook duidelijk en lief. Je moet organisatorisch sterk zijn, goed voorbereid en een duidelijke structuur bieden. En eerlijk zijn. Gewoon durven zeggen: ‘Dit heb ik niet goed gedaan, dat ga ik de volgende keer anders doen.’ Verder ben ik altijd héél betrokken geweest bij mijn leerlingen. Vroeger gingen we op huisbezoek, dan leerde je de thuissituatie kennen en snapte je elkaar beter. Door tijdgebrek kan dat helaas niet meer.”
In 2004 werd je gevraagd te solliciteren als directeur van de Daaf Gelukschool. Waarom zei je ja?
“We hadden een onrustige periode achter de rug met verschillende interim-directeuren en veel verloop. Die onrust deed de school geen goed, dat ging me aan het hart. Ik dacht: als ik wil dat deze school blijft voortbestaan, moet ík het maar doen. Dus ben ik in het diepe gesprongen, zoals ik wel vaker doe. Ik heb het hartstikke leuk gevonden al die jaren, al heb ik het lesgeven wel gemist. Dat was ik er graag naast blijven doen, maar dat ging gewoon niet. Het directeurschap kostte veel tijd, zeker toen de Prof. Dr. Gunningschool er ook nog bij kwam.”
Wat voor een type directeur ben jij?
“Ik ben hard op de inhoud en warm op de persoon. Als iets niet lukt, ga ik broeden op een plannetje hoe ik het tóch voor elkaar krijg. Ik kan behoorlijk volhardend zijn, haha. Wat ik ook terug hoor: ik ben bevlogen en doe wat ik zeg. Zo krijg ik mensen mee. Iedereen is voor mij gelijk, er is geen afstand tussen mij en anderen.”
Als je terugkijkt, waar ben je trots op?
“Als VO-school heeft de Daaf Geluk veel meegemaakt. We kregen er op een gegeven moment steeds meer leerlingen met een VSO-indicatie bij. Wij zagen dat dat goed werkte: de leerlingen met een autismespectrumstoornis leerden van de LWOO-leerlingen, die op hun beurt weer meer stappen durfden te zetten. Maar vanuit wetgeving mochten we VO- en VSO-leerlingen niet mengen, we moesten ze scheiden. De Inspectie heeft ons daarop gewezen. Het is me uiteindelijk toch gelukt om te laveren op de grens van wat de wetgeving aangaf en wat goed was voor onze leerlingen.
Voor de Prof. Dr. Gunningschool vind ik het een wapenfeit dat we als team meer structuur hebben aangebracht en dat het gelukt is om de medewerkers in de VO-schaal te laten inschalen. Want het was natuurlijk heel raar dat mensen die met leerlingen werken met een complexe gedragsproblematiek, niet financieel gelijkgesteld werden aan hun collega’s in het reguliere voortgezet onderwijs.”
Vind jij het onderwijs veranderd, in de afgelopen 40 jaar?
“Je moet steeds meer verantwoording afleggen over alles wat je doet. Alles wordt ingedeeld in uren en ieder kind heeft een eigen ontwikkelingsperspectief dat je moet bijhouden. Dat is op zich goed, maar het kost wel heel veel tijd. Er mag best wat meer basisvertrouwen komen dat we het goed doen.
Of de kinderen veranderd zijn? Ze zijn misschien mondiger geworden, net als de ouders. Dat is niet per se negatief hè. Dat ouders betrokken zijn bij school en opkomen voor hun kind, vind ik op zich goed. Bovendien kunnen wij als school ook fouten maken. Zolang je in gesprek blijft met elkaar en je realiseert dat iedereen uiteindelijk het beste wil voor een kind, kom je er altijd samen uit.”
Wordt het moeilijk voor je om het onderwijs los te laten?
“De mensen, de gezelligheid en de sfeer ga ik zeker missen en ik zal heus wel eens denken als ik ’s ochtends wakker word: waarom was ik ook alweer gestopt? Maar dan spring ik mijn bed uit en ga ik plannen maken. Ik wil erachter komen wat ik nog meer leuk vind, naast het onderwijs. Daar kom ik nu niet aan toe doordat ik te druk ben met mijn werk. Misschien ga ik vrijwilligerswerk doen, bijvoorbeeld Nederlandse les geven aan niet-Nederlandse vrouwen. Iets doen met een maatschappelijke relevantie. Ik wil ook Spaans leren en salsadansen, dus ik denk erover om voor twee maanden naar Spanje te gaan. Ik hou van reizen en ander culturen ontdekken. Ach, ik zie het wel. Het moet in ieder geval iets met mensen zijn. Ik ben een mensenmens: ik wil samen met anderen optrekken, verbindingen leggen. De gezelligheid van de groep, daar gaat het mij om.”
Heb je tot slot nog een advies voor je opvolgers, en voor je collega’s?
“Ik krijg twee hele goede opvolgers: Kim Weidemann en Jeffrey Delforge en heb alle vertrouwen in hen dat zij alle uitdagingen die er liggen op een goede manier, samen met het team, oppakken. Als advies wil hen meegeven: Laat je niet gek maken door alle perikelen om je heen. Blijf de warmte op beide scholen zien en houd die vast. Voor mijn collega’s: Ben er voor elkaar en blijf de verbinding bewaren. Zorg dat je weet wat de ander en de leerlingen drijft, dan kun je samen verder groeien.”